Nooit meer alleen

Gitka te Poel


Ik ben erachter gekomen dat ik mijn gedachtes grotendeels kan omleiden. Ik hoef alleen maar een barricade op te werpen. Een wegopbreking, een optocht of een demonstratie. Iets waardoor ik het gas los laat, terugschakel en het stuur omgooi. De navigatiestem die me hardnekkig maant om te keren, negeer ik.

De eerste keer dat dit me lukte was ik twaalf jaar oud. Ik ontdekte dat ik mezelf kon afleiden met eten. Of computerspelletjes, of mensen. Ik vermeed te allen tijden dat ik alleen was, en hoewel dat een nagenoeg onmogelijk streven leek, kreeg ik het voor elkaar. Ik liet de deur van de badkamer van het slot als ik douchte, om de kans te vergroten op inloop. Ik belde als ik op de wc zat. Maakte een kommetje van mijn hand om de echo te verminderen.

De videospelletjes werden steeds gewelddadiger. 's Nachts droomde ik van met kogels doorzeefde lichamen, gutsend dik bloed dat het lijf verliet via de neus, oren of de mond. De rest van de nacht bracht ik bij mijn ouders in bed door. Tussen mijn vader en mijn moeder in, totdat onze lichaamswarmte mijn vader richting mijn eenpersoonsbed dreef.

Toen ik te oud was om nog langer tussen mijn ouders in te liggen, trok ik mezelf af na een enge droom. Soms eindeloos lang, totdat ik met mijn pik in mijn hand in slaap viel en mijn huid de volgende ochtend trekkerig was van het opgedroogde sperma.

Soms lag er een meisje in mijn bed. Dan droomde ik niet.

Een tijd geleden, voor de komst van het virus, vroeg een vriendin of ik haar kon helpen verhuizen. Haar vloer was bezaaid met spullen: papieren, paperclips en elastieken, een handvol gekleurde, ongebruikte ballonnen, een aantal broeken en truien.
    ‘Alles waarvan ik niet weet bij welke categorie ik het moet onderbrengen,’ zei ze. In de hoek van haar grote antikraak woning stonden, naast een gekanteld matras, perfect opgestapelde en gelabelde dozen. Er was niemand anders om ons te helpen. Ik vroeg haar niet of ze meer mensen had gevraagd.

We zochten de papieren uit. We gooiden weg wat onbruikbaar was, maakten van een sentimenteel briefje een foto en kochten te dure paperassen bij de plaatselijke sigarenboer om belangrijke documenten in op te bergen. De ballonnen bliezen we op en prikten we met de paperclips kapot, daarna veegden we alles bij elkaar en gooiden het in een vuilniszak. We kwamen er niet aan toe de dozen de verhuiswagen in te tillen. Maar er was ook geen verhuiswagen gehuurd.
    ‘Kan je nog een matras gebruiken?’ vroeg ze.
Ze rommelde wat in één van de dozen. Buiten viel de schemering in. Ik knipte het licht aan en liep richting de muur waar het matras stond. Met mijn hand gaf ik het matras een klein zetje, het viel op de grond, de klap echode na.
    ‘Ik heb zelf een nieuw matras uitgezocht,’ zei ze. Ze was opgehouden de verschillende dozen te openen en te sluiten. ‘Bij een slaapspeciaalzaak. Wordt op m'n nieuwe adres afgeleverd. Je kunt deze meteen meenemen hoor, dan slaap ik vannacht op een luchtbed. Geen enkel probleem.’
Er zat een lichtblauw laken om het matras, dat ze er vanaf trok en tot een prop vouwde. Een grote, donkere vlek kwam te voorschijn, midden op het matras, omlijnd door een lichtere rand. Ik moest een neiging onderdrukken om eraan te ruiken.
    ‘Het is van een heel oud omaatje geweest,’ zei ze. ‘Mijn ex-vriendje heeft het voor me geregeld.’ Ze haalde haar schouders op. ‘Misschien is ze er wel in gestorven.’

Ik vervoerde het matras met de tram. Mijn fiets liet ik voor haar deur staan.

Als ik nu in bed lig, denk ik aan de oude vrouw. Dan stel ik me haar rimpelige lichaam voor, de plooien die haar omtrek van een hobbelige en onregelmatige contour voorzien. Hoe ze zichzelf moeizaam in slaap woelt, bemoeilijkt door vochtophopingen in haar gewrichten. Dat er huidschilfers loskomen als schubben van een dode vis, dat ze grijze haren achterlaat, dat het zweet tussen haar magere borsten van haar lijf afglijdt, het matras in.


Gitka te Poel schrijft, maakt programma’s en is onderdeel van de redactie van Hard//hoofd. Als programmamaker onderzoekt ze in de driehoek publiek, maker & instituut maatschappelijke tendensen op multidisciplinaire wijze. Als schrijver streeft ze naar een meerstemmige werkelijkheid, waarbij het vertrekpunt vaak geworteld ligt in een persoonlijke ervaring. Op dit moment werkt ze aan een veelvormig literair werk over de schijnbare tegenstellingen ziekte//gezondheid, droom//werkelijkheid en privé//publiek. Ze ging samenwerkingen aan met het van Gogh Museum, Brainwash, de Brakke Grond e.a. en publiceerde o.a. op DeFusie. Deze zomer studeert ze af aan Creative Writing.
Gitka te Poel


Lees ook:
Exit • Elle
Met een versgebakken brood in de hand duw ik op de bel van mijn eigen huis. Twee keer kort na elkaar. Als ik me in de gevaarlijke wereld begeef, mag ik enkel naar binnen via dit signaal.
Lees verder


Lees ook:
Kotsen huilen quarantaine • Iris Dicke
Dit is een gedicht geschreven door een barvrouw uit Rusland / die na het laatste biertje naar haar medicijnen grijpt // Dit is een gedicht geschreven door een vader uit Italië (...)
Lees verder