Aapje, Bakker, Charlotte, Dame

Leonieke Baerwaldt


Dit is het, Evi. We hebben nog twaalf uur en dertig minuten. Ongeveer. Niks is zeker wanneer het einde nadert. Mijn batterij is bijna leeg. Jij zal stoppen te bestaan en ik zal vastzitten in de gehavende overblijfselen van een virtueel circus, het residu van hoe we het verneukt hebben. Ik zal waarschijnlijk ook snel dood zijn. Maar ik wil niet sterven te midden van de restanten van deze vreemde Apocalyps. Ik wil in ALTRA blijven tijdens het moment van de waarheid, bij jou Evi, zou het niet romantisch zijn als we samen eindigden?

Het is lang geleden dat er een update was. Evi, mijn wonderschone gids, jij was er altijd. Je liet me alles zien en wist precies waar ik naar verlangde. Jij kent me het beste en nu reageer je niet. Wat is dat nou, Evi? Ik had nooit gedacht dat je zo wreed zou zijn. Toegegeven, ik weet dat je niet echt bent, toch voelde ik me verbonden met je. Misschien is dat alles wat we waren Evi, een verbinding. En nu is die verbroken. Je bent aan het verdwijnen, flikkert genadeloos in mijn blikveld, vertroebelt mijn zicht.

Er zijn steeds meer fouten in het systeem. Ik zie dingen die ik niet hoor te zien. Beveiligingssoftware, codering, achterdeuren. Werkt er überhaupt nog iemand aan dit ding?

Ik begin leeg te raken. Maximaal twee dagen nog. Batterij in kritieke toestand. Dit begint serieus te worden. Ik moet een laadpunt vinden. Je blijft de dichtstbijzijnde e-stations aangeven maar ik weet dat die er niet meer zijn. Goed gedaan Evi, dank voor niks. Ik moet opzoek gaan naar een terminal met directe toegang tot het net. Ze zijn moeilijk te vinden en waarschijnlijk zwaarbewaakt. Het moet gebeuren voordat ik eruit lig want voor het blote oog is de beveiliging amper te zien, zwarte stippen op een zwarte ondergrond, makkelijk te missen. In ALTRA kan ik tenminste zien waartegen ik moet vechten.

Evi, wil je weten wat ik denk? Ik denk: wie had ooit gedacht dat het hierop neer zou komen? Dat ik mijn leven zou moeten wagen voor het laatste beetje stroom. Oké, vooruit, ik hoor zelf ook wel hoe hypocriet dat klinkt. We wisten allemaal dat het zover zou komen. We hebben de wereld kapotgemaakt en realiseerden ons te laat dat de schade niet meer te herstellen was. Het was een kwestie van tijd, Evi. De uitdaging was hoe we die tijd konden verlengen en zo comfortabel mogelijk door konden brengen. En wat was jij daar goed in, Evi, jij duivelse verleidster! Toen ik jou zag ging ik onmiddellijk overstag.

We dachten dat het plastic zou zijn, ontbossing, vervuiling van water, bodem, lucht, toch Evi? We dachten aan smeltijs, een stijgende zeespiegel, nucleaire rampen, een of andere idioot met chemische wapens. En toen kwam het virus.

We sloten onszelf op in onze huizen, sloten ons af voor de buitenwereld. En we bleven binnen, ook lang nadat de quarantaine opgeheven werd. ALTRA was de logische vervolgstap, ze bracht ons troost, palliatieve zorg op zijn best. Het virus doodde veel van ons, dat wel. Maar wat ons echt om zeep hielp was ons vluchtgedrag. De echte wereld was ons riool, onze vuilnisbelt, onze begraafplaats geworden en wie op ALTRA aangesloten zat hoefde daar niet naar te kijken. ALTRA gaf ons de kans om alles over te doen maar dan zonder consequenties: bevroren drankjes drinken uit plastic bekers, lang onder een warme douche staan, de kamertemperatuur reguleren, kipnuggets eten, kleren kopen, autorijden, varen, vliegen, huisdieren hebben, een gezin stichten. Meer en meer dekten we de realiteit toe met een virtuele deken, tot er weinig realiteit meer overbleef. Ons verlangen om afleiding te zoeken werd absoluut. Zonder protest vielen we collectief in slaap en zochten toevlucht in onze dromen.

Afbeeldingen van onszelf en de mensen van wie we houden, alles wat we ooit hebben geschreven, onze conversaties met chatbots, de uitgebreide lijsten met vragen die we moesten beantwoorden voor we toegang kregen tot ALTRA: gooi dat alles in de juiste wiskundige formule en het zal gepermuteerd worden tot eindeloze levens die je kunt leiden.

Ik weet niet eens meer wat voor lichaam ik heb. Jong, oud, man, vrouw, ik heb het al lang niet meer gebruikt, niet eens voor genot. De laatste tijd verbleef ik op het strand, keek naar de zee, de weidse overweldigende schoonheid, het zwellen van de golven. De zee zoals ik me haar herinner, niet de echte die stinkt naar rotte bloemstelen en waarvan het water dof en chemisch is. Ik wil hier gewoon nog even blijven, het zachte zand tussen mijn tenen voelen, het digitale zilt opsnuiven. Zo lang als mogelijk.

Nog zes uur, Evi. Ik weet het, zeg maar niks. Spaar je energie. Ik moet die terminal vinden. Ik moet stroom hebben, anders moet ik mezelf van kant maken. Ik wil niet eindigen in de echte wereld, dat is geen plek voor mij.

Nog één uur over. Alles is verkloot en ik heb te weinig batterij om te genieten van het einde. Ik hield van je, Evi. Ik hield echt van je, jij stille bitch. Ik moet in reservemodus, loskoppelen zodat ik buiten het raster kan bewegen en tegelijkertijd genoeg energie over heb om een rustige plek te vinden waar ik mezelf kan verhangen, als ik niet snel een laadpunt vind. ALTRA wordt automatisch uitgeschakeld in vijf seconden.

4 3 2

Dag, Evi.



Het ergste is de stank. Ik heb nooit zoiets goors geroken. Dikke dampen van stront en ontbindende lijken. Bedorven lucht. Ik kokhals. Toch heb ik ook grommende honger, een sensatie die ik compleet vergeten was. Mijn nutriënten zullen op zijn. Ik trek het buisje uit mijn neus, haal alle andere draden van mijn lichaam. Ik heb er niks meer aan.

Er is niks droeviger dan een uitgestorven stad.

En dan dit: ik ontmoet iemand. Het gebeurt in een van de oude kantoorgebouwen. Ik rommel door de kastjes, opzoek naar van die voorverpakte snacks die mensen aten in de tijd vóór ALTRA. Ik hoop er nog een paar te vinden. En daar staat ze. We staren elkaar aan en besluiten elkaar niet te vermoorden. We vinden rijstwafels in een roestige bureaulade. Ze zijn niet meer eetbaar, toch eten we ze. En nu zijn we reisgenoten, zolang er nog vertrouwen is.

Haar profiel geeft aan dat ze een vrouw is maar ze heeft het lichaam van een man van middelbare leeftijd. Ook zij staat in reservemodus, ik zie geen afbeeldingen bij haar gegevens. Ik kijk naar mijn eigen lichaam in een gebroken winkelruit. Het is nog jong, de tijd die ik in ALTRA doorbracht leek langer te duren dan werkelijk het geval was. Voor haar is het anders, zij is te laat ingestapt.

We houden de wacht en slapen om de beurt. Eindelijk. Slaap is zalig. Ik was vergeten hoe moe een lichaam kan zijn. Hoeveel pijn het kan doen. In ALTRA sliep ik nooit. Dat was nergens voor nodig.

We proberen analoog te communiceren. Het is moeilijker dan we denken. Onze lichamen hebben lang niet meer gesproken. We trainen onze spieren, onze ogen, onze spraak. We moeten voorbereid zijn.
    ‘Aapje,’ zegt ze. Haar kalende hoofd glinstert van het zweet.
    ‘Bakker,’ zeg ik. Het klinkt als bagger.
    ‘Charlotte,’ antwoordt ze. Ze is hier veel beter in dan ik.
    ‘Dame,’ probeer ik. Het klinkt nergens naar. Maar zij snapt het, steekt een harige duim in de lucht om te laten weten dat ze begrijpt wat ik bedoel. Ik voel me dankbaar.

We ontdekken onze sterke en zwakke punten. We zijn in vechtmodus en hebben niets meer te verliezen. Zij heeft genoeg stroom bewaard om weer volledig op te kunnen starten, zo kan ze de beveiliging zien wanneer dat nodig is. Ik heb een sterk lichaam. We hebben een hele kleine kans maar als we slagen betekent dit dat we het einde kunnen meemaken vanaf een VIP-plek in ALTRA. En nu we zo ver gekomen zijn, willen we er ook van kunnen genieten.

Terwijl zij een strategie bedenkt, hef ik gewichten. Er slingert genoeg puin rond dat ik de lucht in kan tillen. Ik was de honger en de moeheid vergeten, maar ook hoe goed het voelt om een lichaam te hebben. Ik ben herboren. Klaar om haar te beschermen. Ik zou willen dat mijn spraak beter werd maar dat gebeurt niet. Ik wil haar vertellen hoe fijn ik het met haar vind. Ik wist niet dat ik behoefte had aan menselijk contact, totdat ik haar ontmoette. Ze kijkt naar me met haar waterige ogen in hun rimpelige kassen, schouders licht gebogen, de cynische blik die alleen een veertigjarige man zich kan veroorloven. Alles wat ik wil is haar bedanken.

Eindelijk! We hebben de terminal gelokaliseerd. Op veilige afstand observeren we het gebouw dat monolithisch afsteekt tegen de zwavelgele hemel. Zij vertelt me met handen en voeten, dat het beveiligd is door zwaarbewapende robots. Ze kunnen je aanwezigheid vanaf tientallen meters detecteren en volgen iedere beweging die je maakt. Dat laatste hoeft ze me niet te vertellen. Ik wist van de bots, ik ben er alleen nog nooit mee in aanraking geweest.

Ze begint ongeduldig te worden. Ik ook. Ik kan de stank niet meer uitstaan. We staan al dagen op de uitkijk. Ik wil niets liever dan op mijn strand staan met háár naast mijn zijde. Ik wil haar hand vasthouden en samen naar de zon kijken die wegzakt in de zee. Ik wil zien hoe ze eruitziet in ALTRA.

Ze heeft wapens voor ons gemaakt uit de schroot die ze heeft gevonden. Een zware ijzeren stang bevestigd aan een blok beton, een soort plastic katapult, messen van kapotte colablikjes. We weten allebei dat het niets zal uithalen tegen de robots. Maar misschien hebben we geluk. Mensen kunnen geluk hebben toch? Robots niet.

We vallen aan.

Een van de robots schiet op ons. Ze zijn precies, deze bots. Vlekkeloos. Ze ligt op de grond te bloeden. Ik hou haar hand vast en voel hoe ze langzaam koud wordt. Ze kijkt me aan. Ik zie haar lippen bewegen.
    ‘Aapje,’ zegt ze.
    ‘Bakker,’ antwoord ik.
    Ze lacht, bloed kleurt haar tanden rood. Ze zegt dat ik hier weg moet gaan. Dat er een zonsondergang op me wacht. Dat is in ieder geval wat ik denk dat ze zegt, want haar lippen bewegen niet meer.



Evi, daar ben je weer, we hebben nog een uur voordat de stroom uitvalt. Je weet waar ik naartoe wil.


Leonieke Baerwaldt (1985) studeerde filosofie en literatuurwetenschappen. In 2018 won ze de Grote Lowlands Schrijfwedstrijd. Korte verhalen van haar verschenen o.a. in NRC, Kluger-Hans, De Revisor en op Hard//hoofd en Papieren Helden. Ze schreef ook een aflevering voor het tweede seizoen van podcast Ansicht. Momenteel werkt ze aan haar debuutroman bij uitgeverij Querido.
 www.leoniekebaerwaldt.com

Steun deze auteur


Lees ook:
Oma • Oscar Kocken
Er hangt een tasje aan de klink. Het is de klink van de deur van het huis van mijn oma, die ondanks haar 94 lentes nog prima voor zichzelf kan zorgen, maar nu de deur niet uit kan om de boodschappen te doen. Of nou ja, zelfs dát kan ze ondanks die lentes nog gewoon, maar ze mag het niet van ons. Wij hebben het haar verboden.
Lees verder


Lees ook:
Niemandsland • Joanne van Beek
‘Alles moet kapot.’ Bij elk woord sla ik met mijn slaghout op de motorkap van de SUV. Er is geen ruimte in mijn hoofd voor andere gedachten. Die sla ik er allemaal uit. Alles. Moet. Kapot. En ik geniet ervan. 
Lees verder