Chocolademelk om aan te sterken

Jozien Wijkhuijs


Op een isolatiedag, in week 3 van deze ellende, besluit ik Rika te bellen. De mogelijkheid om iedere ochtend pas om 10 uur te beginnen met werken heeft zijn glans verloren en na een opleving in mijn huishoudvaardigheden begint mijn afwasregime weer sporen van schimmel te vertonen. Ik wil niet opstaan, ik wil niet werken en er is niemand die controleert of ik wel een broek aan doe. Dus doe ik geen broek aan. Wat overblijft is het zoveel mogelijk vermijden van het nieuws en ‘s ochtends steeds weer in de Instagram-val trappen. Mensen zien die denken dat deze crisis niet over hen gaat, of juist zien hoeveel erger het kan. De hele tijd heb ik het gevoel dat ik samenwoon met een zeurende, geprivilegieerde puber die ik aan het werk moet houden, alleen ben ik die puber zelf. M’n manieren om mezelf naar m’n werkplek te lokken zijn op. En m’n manieren om de somberte buiten de deur te houden ook.
    Ik ken Rika niet, maar ik ken haar zoon, en die gaf me een tijdje terug haar nummer voor een artikel over de quarantaine. Hij vertelt altijd kleurrijk over de avonturen van zijn moeder in het Hoge Noorden, een plek waar ik nooit kom. Zijn verhalen schetsen een vrouw die al zoveel heeft gezien dat je haar niet meer gek maakt. Daarnaast heb ik ooit een video van haar gezien waarop ze een kerstkaart voorleest die ik mede had ontworpen en daarom heb ik toch een gevoel dat ik haar een beetje ken. Of op zijn minst niet helemaal niet ken en ik heb gewoon behoefte aan de input van iemand die al veel langer leeft dan ik. Input die niet komt in een meme of tweet. En het allerbelangrijkste: Rika dacht ooit dat ze twee weken in quarantaine moest voor TBC. Dat werden 17 maanden. Ikzelf lijk het na drie weken al niet meer aan te kunnen.
    Rika is 85 en appte onlangs nog naar haar kleindochter, die in Italië woont, dat het allemaal veel erger kan, met die quarantaine, hoorde ik. Ik draal wat voor ik haar nummer draai. Het is mijn enige ‘taakje’ van de dag, ik heb er mijn wekker voor gezet. In de hoek lonkt de zesentachtigste Friends-herhaling op Comedy Central. Rika neemt al na twee keer overgaan op en klinkt enorm opgewekt. Op de achtergrond tikt een ouderwetse klok, ik hoor iemand door het huis rommelen. ‘Dat is mijn vriend,’ zegt ze. ‘Die woont in Drenthe.’ Bij mij kruipt de kat op schoot, blij dat er even geen laptop op staat.
    ‘We zijn vanochtend gewoon boodschappen gaan doen, hoor. Mijn vroegere buurman had voor zijn werk een knecht, of een medewerker moet ik dat noemen. En die is iets van dertig jaar en wilde de boodschappen wel op de stoep of in de garage zetten. Maar wij gaan gewoon vroeg naar de winkel, om de krant te halen en een paar boodschappen.’
    ‘En de mensen om u heen?’
    ‘Je ziet de buren niet. Heel soms zie ik mensen in een auto stappen en wegrijden en even later weer terugkomen. Mijn zoons wonen hier in Nederland, maar mijn dochter woont in Italië en zij en haar man werken in de automobielfabriek. Willen ze hun werk houden, moeten ze gaan, zeggen ze. Ik vind dat zij de fabriek niet kunnen redden, maar ja, ze gaan toch.’
    Ik bel juist Rika omdat zij meemaakte hoe in de jaren zestig een ander besmettelijk gevaar door de wereld raasde. ‘Heel veel leerlingen van de technische school in de buurt hadden TBC. Dat wist je dan wel, maar ja, je ging toch gewoon werken, ik hoorde zelfs van mensen die werkten en dan in de middag even een uur gingen liggen en heel veel slagroom aten, zodat ze de middag door konden. Ik was 26 en af en toe ineens heel moe.’ Rika grinnikt. ‘Mijn ouders legden me soms in de tuin, op een bed in de zon, en gaven me chocolademelk te drinken. Alles om aan te sterken. Ik zal wel veel afgevallen zijn, dat weet ik niet meer.’
    ‘Waarom de tuin?’ vraag ik.
    ‘Ze wilden dat ik veel buitenlucht kreeg, we woonden ook mooi buiten, dat was heel gezond,’ zegt ze. ‘Op een dag kwam mijn moeder aan het loket van de bank waar ik op dat moment aan het werk was. Die was met de fiets helemaal naar mijn werk gekomen, ze kende mijn collega’s en baas niet. Ze stond gewoon tussen het publiek toen ze tegen de loketmedewerker zei: “ik kom even zeggen dat mijn dochter moet gaan kuren”. Ja, dan schrik je wel.’
    Ik denk aan het handen wassen, de anderhalve meter, het feit dat ik bij het hardlopen meters opzij spring als er iemand aankomt.
    ‘Hoe kreeg u het dan?’ vraag ik.
    ‘Geen idee. Ik kreeg van huis uit heel goed eten, dus daar lag het niet aan,’ zegt Rika opgewekt. Het is even stil. Dan voegt ze toe: ‘TBC sloeg ook op de longen. En de nieren. Ja, je kon het ook aan de nieren hebben.’ Ik rommel in m’n aantekeningen, op zoek naar mijn vragen. ‘Maar dit virus gaat veel vlugger hoor, met die koorts,’ voegt ze toe. ‘En aan TBC gingen ook wel mensen dood, dat hoorde je wel, maar niet zo vlug. Dat hoor je nu wel he, dat mensen snel doodgaan?’ Ik knik, realiseer me dan dat ze dat natuurlijk niet kan zien. ‘Ja, er gaan wel mensen snel dood aan,’ zeg ik. 
    Ik leg mijn papieren weg en Rika vertelt hoe ze vertrok van haar werk, terug naar de boerderij, waar ze met haar aanstaande verloofde het land op liep, huilend.
    ‘Ik zou kort daarna gaan trouwen en ik dacht nu zeker een maand weg te blijven. Maar het werden 17 maanden, in een sanatorium in Appelscha. We lagen met zes op een kamer, op de vrouwenvleugel. Ik kwam binnen en hoorde hoe lang mensen er al lagen. Ik dacht: dat slaat niet op mij. Maar uiteindelijk was ik er van september 1960 tot februari 1962.’
   ‘Toen droegen de zusters geen mondkapjes hoor,’ vertelt ze. ‘En we mochten ook gewoon bezoek. Dus onze vriendjes kwamen wel langs, of onze moeders, met de bus. Al bleven er ook wel mensen weg, die waren dan bang, net als nu.’
    Ze pakt het fotoboek erbij, ik hoor haar bladeren. ‘Ik was ook wel moe, daarom lag ik op mijn rug,’ zegt ze. ‘O en hier kwam Sinterklaas, toen dwong zijn knecht me in een tuigje, omdat ik te veel uit mijn bed klom.’
    Later krijg ik van haar zoon een foto van het Sinterklaasgedicht dat hierbij hoort:

        Ik hoop dat dit tuig niet nodig zal zijn
        Dat is voor ieder, maar vooral voor jou heel fijn
        En dat je straks zeggen zult oh wat een sof
        Ik ga hier weg, gezond, en met groot verlof 


‘O ja, ik haalde ook echt van alles uit,’ zegt ze, voor ik het kan vragen. ‘Een keer gooide iemand mijn wasmand leeg in mijn bed, en dat was met al dat liggen en medicatie gebruiken niet fris hoor. Dus toen heb ik een dode rat in haar bed gelegd.’ Ik lach te hard, ze hoort dat ik het niet geloof. ‘Ja echt hoor, er zat nog een beetje bloed aan z’n bek ook. Het was toch geen stijl, mijn vieze was in mijn bed gooien, ik moest het allemaal snel opruimen voor de professor kwam om zijn ronde te doen.’
    Ze zegt iets tegen haar vriend, op de achtergrond, en draait zich dan weer terug naar de telefoon. ‘Ik ben Katholiek, dat mag je best weten,’ zegt ze dan. ‘En in het geloofsgesprek zei de pastor dat dit soort dingen van alle tijden zijn. Hij noemde ook de Spaanse griep. Dertig miljoen overledenen aan dat virus, heb ik op de computer opgezocht.’ Ze is even stil. ‘We leven in een dichtbevolkt landje, dat weten we alletwee hé.’ Ik knik weer, dit keer ga ik ervan uit dat ze dat hoort. ‘We moeten maar extra voorzichtig zijn hé! Dat is wat we kunnen doen. Extra voorzichtig zijn.’
    Met Rika kwam het helemaal goed, na haar kuur. Ze herstelde en trouwde, zoals gepland. Ik hoor haar nog een beetje door het fotoboek bladeren. Voor ze ophangt, zegt ze nog: ‘Hoe ik aan die rat kwam, weet ik niet. Dat zou ik de vrouwen uit mijn zaal eens moeten vragen. Ze zouden eigenlijk vanavond op bezoek komen, maar dat kan nu niet. Vanwege corona, weet je wel.’
    Ik grinnik en zeg dat ik het snap. Na het bellen besluit ik me voor het eerst in dagen maar weer eens aan te kleden en een ommetje te gaan maken.


Jozien Wijkhuijs (1989) schrijft, maakt radio en is journalist. Ze studeerde Literatuurwetenschappen en journalistiek in Nijmegen en schreef onder andere voor OneWorld, Livemagazines en verschillende universiteitsbladen. Verder is ze chef audio bij Hard//hoofd, trad ze op bij o.a. festival Nieuwe Types en was ze een van de eerste alumni van de Oorzaken Podcast Academy.
 jozienwijkhuijs.nl   jozienw


Lees ook:
Lieve Vere • Flo Van Deuren
Sinds je laatste brief (december 2019) is er veel gebeurd. Eens even kijken: we begonnen aan een nieuw decennium; de Vlaamse overheid vernielde haar cultuurbudget; het grote lege huis waar ik in woon, werd te koop gezet; mijn ouders verbouwden hun achtergevel (...)
Lees verder


Lees ook:
Contactloos • Lena Kurzen
‘Blijf zoveel mogelijk thuis.’ De premier kijkt recht in de camera. Josefiens mondhoeken krullen op, ze voelt een tintelend warm gevoel in haar buik. Haar handen beginnen te applaudisseren. Het geklap vult de stilte die de premier heeft laten vallen. Ze zet de tv uit en pakt haar laptop van de salontafel.
Lees verder