De oerman en het zout

Roddia Rumahloine


Six things you need when shit hits the fan. Thomas bekijkt de Amerikaanse website met plaatjes van vijf soorten vuurwapens en één mes. Hij schudt zijn hoofd, klapt zijn laptop dicht en begint aan de boodschappenlijst.
      ‘Wil je liever een enorme voorraad rijst of pasta?’ vraagt hij.
      Jessica ligt op de bank, tuurt een beetje verdrietig naar haar telefoon en reageert niet. Hij kijkt naar haar, hoe ze zich in haar dekentje heeft gewikkeld, met haar benen opgetrokken. Ze lijkt net een konijntje en het beeld vertedert hem: dit is de vrouw met wie hij op een dag een verschrompelde druif wil worden. 
       Hij begrijpt wel dat ze zo neerslachtig is. Ze had zich maanden voorbereid op de Toscaanse bruiloft van Naima, maar het feest van haar beste vriendin werd op het laatste moment afgelast. Een gevaarlijk nieuw virus verspreidde zich snel en nu zitten ze de rest van hun vrije week thuis, in hun appartement dat elke dag lijkt te krimpen.
        Op zijn lijstje schrijft hij: acht zakken pasta, acht pakken rijst. Soms verwijt Jessica hem dat hij te zachtaardig is. Nu toont hij daadkracht en het voelt goed dat hij voorbereidingen treft zodat ze straks genoeg te eten hebben als de supermarkten dichtgaan. Hij wil Jessica laten zien dat hij voor haar kon zorgen, en ook voor de baby die ze binnenkort moeten maken, de baby die zij zo graag wil en in haar hoofd al bestaat, maar die voor hem nog een potloodschets is.
        Uit het aanrechtkastje pakt hij de boodschappentassen en onderweg naar de voordeur struikelt hij over Jessica’s koffer. Hij probeert er niet over te zeuren, hij wil haar de tijd geven om dat ding zelf op te ruimen, maar er groeit al een laagje stof op het plastic handvat en het idee bekruipt hem dat het stof symbool staat voor het virus, dat volgens het nieuws op steeds meer plekken op de aarde neerdaalt.



In de supermarkt kiest hij het minst vieze karretje en gooit het vol met bonen in blik, wc papier en flessen water. En chips. Jessica houdt van chips, vooral na het sporten, en hij heeft gelezen dat het belangrijk is om ook lekkere dingen te kopen, als troostvoer.
        Bij de blikken tomatenpuree belt zijn baas dat hij voorlopig niet naar kantoor hoeft te komen en Thomas voelt een enthousiasme opkomen dat hij herkent van vroeger, toen hij voor het eerst zijn nieuwe schoenen aan mocht naar school, Nikes met extra veel Air. De laatste tijd had Jessica al haar energie gestoken in de bruiloft en hij in zijn werk. Misschien kan hij nu weer gitaar spelen, dat vindt ze sexy en meestal trekt ze dan zijn kleren uit.
        Hij stopt het boodschappenlijstje in zijn jaszak en loopt naar de kassa. Tevreden legt hij de boodschappen op de band. Zo voelt het dus om een oerman te zijn die van de jacht thuiskomt met een dode bizon, of wat ze toen ook maar aten.



Met zijn mouw opent hij de gezamenlijke voordeur van hun appartementencomplex. Jessica’s dekentje ligt als een afgeworpen slangenhuid op de bank en haar koffer staat nog steeds in de hal. Thomas belt haar een paar keer, maar ze neemt niet op. Hij legt alle boodschappen in de kast en wast zijn handen grondig.
       Op het nieuws adviseert de overheid nu om andere mensen te mijden en zoveel mogelijk binnen te blijven, dus als Jessica eindelijk bezweet thuiskomt, zegt hij: ‘Misschien moet je eerst douchen.’
        Het geluid van het stromende water herinnert hem eraan dat ze graag seks heeft als ze schoon is. Snel knipt hij zijn lange nagels (waar ze soms over klaagt als hij haar vingert), trekt zijn kleren uit en gaat naakt onder de lakens in hun bed liggen.
        ‘Jezus, ik schrik me rot!’ roept ze als ze in haar badjas de slaapkamer binnenkomt.
        Uitnodigend slaat hij de lakens open, een verleidingstruc die vroeger nog wel eens werkte. ‘Kom je bij me liggen?’
        ‘Ik moet eerst Naima terugbellen,' zegt ze.
        ‘Ik heb mijn nagels voor je geknipt.’
        Even verschijnt het lachje op haar gezicht waar zijn piemel van gaat kriebelen. Hij bekijkt haar strakke benen. Hij kan zien dat ze vaker naar de sportschool gaat.
        ‘Ze is echt verdrietig over haar bruiloft,’ zegt ze.
         Hij knikt begripvol maar heeft vooral medelijden met Naima’s broer, die volgens Jessica alle vluchten en hotels heeft betaald om zijn zusje blij te maken.
        ‘Kan dat niet straks?’ vraagt Thomas.
        Ze schudt haar hoofd en laat hem alleen met zijn kriebelpiemel.



Thomas maakt ontbijt en als toetje laat hij Jessica de voorraad zien die hij heeft aangelegd. Hij onthult de blikken bonen alsof hij Hans Kazan is, en ze lacht maar ze kijkt vooral op haar telefoon.
        ‘Ben je niet blij?’
        ‘Even Naima appen. We gaan zo sporten.’
        ‘De sportscholen zijn gesloten,’ zegt Thomas. ‘Iedereen moet binnenblijven.’
        Hij ziet aan haar gezicht dat ze haar zin wil krijgen en tegelijk weet dat het niet gaat lukken. Zo kijkt ze ook altijd als ze door de regen moet fietsen.
        ‘We kunnen samen een film kijken? Met chips? Of een potje Rummikub?’
        ‘Ik voel me eigenlijk toch niet zo lekker. Misschien kan ik beter weer even gaan slapen.’
        Hij legt zijn hand op haar voorhoofd. ‘Je hebt geen koorts.’
        Ze trekt zijn hand weg. ‘Keelpijn.’
        ‘Zal ik thee met honing voor je maken?’
        ‘Straks misschien.’ En ze vertrekt naar de slaapkamer.
       Hij moet er niet aan denken dat ze ziek wordt. Even ziet hij voor zich dat hij haar in bed vindt, met een beetje opgedroogd bloed op haar lippen, dat hij haar begrafenis moet regelen en geen idee heeft welke foto hij voor de kaart moet gebruiken. Zijn lievelingsfoto van haar is gemaakt in een achtbaan, haar haren dansen en haar gezicht straalt alsof ze weer een kind is. Misschien moet hij haar moeder vragen of zij een gepastere foto heeft.



Aan het einde van de middag ligt Jessica nog steeds in bed. Thomas maakt de beloofde kop thee met honing en brengt die naar de slaapkamer. Ze ligt wakker en speelt een spelletje op haar telefoon. Even meent hij een stem te horen die zegt: ‘Hallo?’
        ‘Ben je aan het bellen?’ vraagt hij.
        Ze schudt haar hoofd en begint zo hard te hoesten dat ze tranen in haar ogen krijgt.
        Tussen twee hoestbuien door zegt ze: ‘Ik voel me echt niet goed. Misschien moet je in de woonkamer blijven, zolang ik hoest. Ik wil niet dat jij ook ziek wordt.’



Thomas ligt op de bank onder het dekentje dat naar haar ruikt. Hij wil slapen maar het lukt niet en hij bestudeert de spin die op het plafond zit. Even voelt hij iets wat op jaloezie lijkt: hij wil die spin zijn, zonder zorgen, zonder gevoelens, met een leven dat alleen draait om de basisbehoeftes. Kunnen spinnen ook ziek worden?
        Hij pakt zijn gitaar en tokkelt zacht, maar hij is bang dat Jessica wakker wordt, dus hij zet de PlayStation aan, zonder geluid, en schiet wat zombies neer. Hij hoort haar niet meer hoesten, de thee met honing lijkt te helpen. Twaalf zombies later besluit hij te kijken hoe het met haar gaat. Hij opent de slaapkamerdeur en het ganglicht valt op haar gezicht. Daar ligt ze, zijn slapende konijntje.
         De telefoon naast haar kussen ontvangt een berichtje en hoewel het tegen de ongeschreven regels van hun relatie is, klikt hij erop.
     ‘Ik hou dit plekje voor je vrij,’ schrijft iemand die Jessica heeft opgeslagen als ‘B’. Onder het berichtje een foto van Jessica’s hoofd: ze ligt op een harige buik.
        Paniek spoelt over hem heen en hij knijpt in de telefoon. Hij weet dat hij die buik niet kan zijn, en toch wil hij het niet geloven. Met zijn hand voelt hij hoeveel haar hij daar heeft: veel minder dan op de foto.
        In haar slaap maakt ze een geluidje dat hij plotseling vreselijk irritant vindt. Wie is die harige man? Hij klikt op haar fotomap en scrolt door haar leven: kopjes cappuccino, de jurk die ze had uitgezocht voor Naima’s bruiloft. Geen foto’s van hem, en ook geen sportschoolfoto’s. Wel een paar selfies op de bank en een foto van Naima en haar rijke broer.
        Thomas zoomt in op het hoofd van de broer, op de pluk borsthaar die uit zijn overhemd steekt en zijn benen beginnen te zweten. Hij wil de telefoon op de grond gooien en barsten in die harige buik stampen, maar dan wordt Jessica zeker wakker.
     Snel legt hij de telefoon weer naast haar kussen en glipt de kamer uit. 



Thomas loopt rondjes door de woonkamer en ineens begint het allemaal logisch te worden: dat ze haar hoest veinst om hem op afstand te houden, dat de koffer in de gang staat zodat ze elk moment kan vertrekken, waarom er geen foto’s van de sportschool op haar telefoon staan en hoe ze werkelijk aan die gespierde benen komt.
        Hij wil de auto pakken, naar het huis van de rijke broer rijden en hem een stomp geven, maar hij mag niet naar buiten.
        De spin zit onbeweeglijk op zijn plek, alsof er niets is gebeurd en Thomas probeert dezelfde rust aan te nemen. Jessica ligt nog steeds in hun bed, in hun huis: een teken dat het nog niet te laat is. Even heeft hij spijt dat hij haar de baby niet meteen heeft gegeven toen ze die wilde, nu heeft hij een ander lijmmiddel nodig. Hij moet iets bedenken om de situatie te redden, hen bij elkaar te houden.
        Thomas staart een tijdje naar de straatlantaarns tot hij een vrouw met een hondje via de voordeur hun appartementencomplex ziet binnenglippen en krijgt een idee.
        Op zijn tenen loopt hij naar de hal en luistert even, Jessica slaapt nog steeds. Hij rent door het trappenhuis naar de gezamenlijke voordeur en haalt een paar keer diep adem voordat hij voorover bukt, richting de deurklink, en likt.
        Hij proeft metaal en het zout van vele handen, en er komen herinneringen naar boven aan de palen in de metro die hij, tot ergernis van zijn moeder, als kind weleens met zijn tong onderzocht.
        Even stopt hij om te kokhalzen en hij denkt weer aan de oerman die hij zo graag voor Jessica wil zijn. Opnieuw dwingt hij zijn mond naar de klink, likt nog een paar keer tot hij besluit dat het genoeg is.
        Hij loopt de trap op, kruipt naast Jessica in bed. Ze begroet hem met een geluidje, een lief geluidje. Hij slaat zijn armen om haar heen en kust haar op haar mond.


Roddia Rumahloine schrijft verhalen, essays en gedichten. In 2019 werd ze genomineerd voor de vakjuryprijs van de Editio Debutantenschrijfwedstrijd, stond ze op de shortlist van de Lowlands Schrijfwedstrijd en werd ze geselecteerd voor de Lage Landen Schrijfweek. Haar korte verhalen verschenen in diverse wedstrijdbundels en bij Tijdschrift Ei en De Optimist. Ze woont in Amsterdam, rondde daar de masters Film Studies en Literatuurwetenschap af en studeerde proza aan de Schrijversvakschool.
www.roddia.nl   hoi.met.roddia


Lees ook:
Nooit alleen • Nora van Arkel
Geerta kijkt vanuit haar geruite sta-opstoel naar het nieuws. ‘Iedereen wordt geadviseerd thuis te blijven. Voor het welzijn van iedereen in Nederland, is het van het grootste nationale belang dat we dit virus indammen, de kop indrukken.’ Ze stopt met luisteren, ze heeft het allemaal al honderd keer gehoord vandaag.
Lees verder



Lees ook:
Niemandsland • Joanne van Beek
‘Alles moet kapot.’ Bij elk woord sla ik met mijn slaghout op de motorkap van de SUV. Er is geen ruimte in mijn hoofd voor andere gedachten. Die sla ik er allemaal uit. Alles. Moet. Kapot. En ik geniet ervan. 
Lees verder