Meer dan twintig uur per dag

Toon Roumen


Friedrich Nietzsche schreef ooit dat niet het gebrek aan liefde, maar het gebrek aan vriendschap ongelukkige relaties maakt. Volgens hem gaat het dus niet om de rode rozenblaadjes, poepig in een hartjesvorm op het bed gekwakt, en al helemaal niet om de halfslappe spaghettiseks die daaruit voortkomt, maar om de diepe acceptatie van en genegenheid voor de ander. Bovendien draait een goede relatie om vergeving. Wie durft te vergeven, kan pas geven.
    Een betere tijd dan de huidige om Nietzsches hypothese aan een grondige toetsing te onderwerpen, valt ons nooit meer ten deel, en daarom gingen mijn vriendin Lisa en ik voortvarend aan de slag.

‘Godverdegodvergloeiendegodverdomme, Toon,’ zei ze op de zoveelste dag van onze thuisquarantaine. Ik zag het bloedvaatje op haar voorhoofd pulseren en wist dat het er nu op aan kwam: het was de hoogste tijd me uit de voeten te maken. Met alle voorzichtigheid die ik met mijn lijf kon betrachten trippelde ik naar mijn studeerkamer. Wat kan een mens in tijden van crisis namelijk anders doen dan eten, drinken en de frustraties van alledag van zich afschrijven?
    Omdat ik die eerste twee levensbehoeften die dag reeds ruimschoots had vervuld, stond me nog maar één ding te doen. Ik kroop achter mijn laptop en opende een leeg Word-bestand, waarvan de maagdelijke witheid me na jaren aangename letterkwelling vertrouwd voorkwam. Gedurende vijf minuten deed ik een poging na te denken, ik krabde zelfs tot drie keer toe mijn achterhoofd, maar daarna werd ik uit mijn concentratie getrokken door de lokroep van YouTube, die me aan de hand van pushmeldingen rechtsonder in beeld mededeelde nog wat geld aan mij te willen verdienen. Dus of ik nog even een video of twaalf zou willen kijken, alsjeblieft. Omdat ik, zeker wanneer het op afleiding aankomt, de kwaadste niet ben, klikte ik het Word-bestand weg en opende internet.

Elke verandering begint met afkeer of met verlangen. Door een combinatie van die twee klapte ik twee uur aan achterlijke filmpjes later, waarin een hoofdrol voor voornamelijk chagrijnige katten was weggelegd, de laptop dicht. Ik sprak mezelf moed in en wandelde naar beneden, waar ik Lisa in de keuken vond. Ze stond te roeren in een grote pan met soep.
    ‘Het spijt me,’ zei ik welgemeend terwijl ik met voorzichtige pasjes naderbij schreed, ‘ik weet dat je er een hekel aan hebt als ik je kleren binnenstebuiten opvouw.’ Ik nam een diepe teug lucht. ‘Het ging per ongeluk, maar ik zal er beter op letten.’ Ik kuste de quasi-verontwaardigde blik uit haar ogen.
    Blijkbaar deden mijn lippen wonderen. ‘Nee,’ zei ze namelijk daarna. ‘Nee, nee, het spijt mij. Ik moet niet steeds zo uit emotie reageren. Het is gewoon… ik vind je fantastisch, maar,’ en ze leek te aarzelen, de woorden te proeven voordat ze ze uitsprak, ‘zeg maar… niet voor meer dan twintig uur per dag, snap je?’
    Ik dacht na. Was ik beledigd? Nee, want als geen ander snapte ik wat ze bedoelde.

Alhoewel het kapotgekauwde devies ‘wie menslievend is, houdt zijn naasten op afstand’ in principe niet opgaat voor hen die zich op regelmatige basis met elkaar vervlechten, had ik in de voorbije dagen meermaals gewenst dat ook Lisa en ik elkaars anderhalve-meter-aura niet mochten betreden. Hoezeer mijn liefde voor haar zich telkens naar de voorgrond van mijn bestaan dringt, de afgelopen dagen had ik dat wijf meermaals met alle liefde en vriendschap die ik in mezelf kon vinden op een redelijk tot behoorlijk gewelddadige wijze achter het behang willen plakken. Maar nu, nu bloedde mijn irritatie hopeloos dood in de mooiste schuldbewuste ogen van de hele wereld.
    ‘Het is al goed,’ zeiden we tegelijkertijd.
    Lisa knipoogde, ik lachte schaapachtig terug.

Eenmaal weer in mijn studeerkamer opende ik nogmaals het lege Word-bestand. Ik scrolde wat door de aantekeningen die ik op mijn telefoon verzameld had in tijden van plots opkomende schrijfzin of juist van intense verveling. Mijn ogen schoten langs de flarden van stukjes tekst, zinnen en woorden en toen zag ik het.
    Een citaat dat ik ergens opving, dat was misschien iets om in mijn tekst te gebruiken. Vergeving, daar draaide het uiteindelijk allemaal om. Wellicht zou ik zelfs met het citaat kunnen openen – ik besloot het te proberen. Razendsnel verschenen de eerste woorden op het digitale papier en verjoegen daarmee het vertrouwde wit.
Een quote van Nietzsche, dat ik daar niet eerder aan had gedacht.

Toon Roumen (1995) geeft naast zijn bezigheden als schrijver les op een mbo in Roermond. Hij schrijft teksten en columns voor verschillende media in en rondom zijn woonplaats Sittard. In 2019 won hij de voorronde van Write Now! in Venlo. Sinds een paar weken houdt hij vanuit het commandocentrum dat zijn schrijfkamer heet dagelijks een coronadagboek bij op zijn website www.toonroumen.nl en www.facebook.com/toonschrijft.


Lees ook:
Wandelen • Wouter Degreve
Aan de overkant van de straat staat een zwerver die op Snoop Dogg lijkt. Hij drinkt een halve liter bier, hij drinkt met grote slokken. Op één-twee-drie heeft hij zijn blikje leeg en steekt het dan in de lucht, alsof hij net een Oscar gewonnen heeft.
Lees verder


Lees ook:
Ze zullen je vergeten • Ron Vaessen
Ik wil pratende en whiskydrinkende mannen / en wijsvingers zien tegen lippen van vrouwen / die hakken droegen en hoe sigarettenrook mensen / omgaf zoals troebele aura’s het naderende einde voorspellen / volgens zieners die antwoorden geven op vragen
Lees verder